In de Loonse en Drunense Duinen ligt namelijk een joekel van een mountainbikeparcours: 25 kilometer zandpad door de modder en het stuifzand van Midden-Brabant. Duizelingwekkende afdalingen, rakelings langs dikke dennenstammen; scherpe bochten; aangevroren bandensporen in de modder. Er wordt hier op alle mogelijke manieren met het leven van de fietser gespeeld.
Zelf vloog ik laatst twee keer uit een scherpe bocht een ravijn in en drie keer met m'n kop tegen een boom. Een fietshelm is hier geen hoofddeksel voor watjes, maar een uiterst noodzakelijke veiligheidsvoorziening.
Terwijl je deze levensbedreigende capriolen uithaalt, word je ook nog eens overreden door de geprofileerde banden van andere mountainbikers. En als je op een redelijke manier deze gevaren weet te trotseren, is het nog maar de vraag of je het einde haalt, want 25 kilometer over een bospaadje is erg lang en De Rustende Jager is altijd ver weg.
Kortom, er moeten hier volop slachtoffers vallen. De enige reden waarom ze niet in de ongevalsstatistieken van de provincie voorkomen, moet zijn dat de mountainbikers die er noodlottig aan hun einde komen niet als verkeersslachtoffer maar als vermist worden opgegeven.
Uit BN/De Stem