Op de Tankenberg in Oldenzaal voert veteraan Meint de Boer een groep zielsverwanten aan. De puffende renners trekken zich moeizaam omhoog op hun mountainbikes. De Boer, die afgelopen seizoen in zijn categorie winnaar was van de Topcompetitie, geniet intens. Bij zijn club, de Oldenzaalse Wieler Club (OWC), gaat het deze wielerdiscipline voor de wind.
Zeventig actieve leden telt de afdeling mountainbike, onder wie vijftien coureurs die met enige regelmaat wedstrijden rijden. En met succes, want behalve De Boer is Tom Hoekman een van de paradepaardjes bij OWC. Hoekman is een talent, in 2001 ongenaakbaar bij de junioren in de Topcompetitie. Hij debuteert komend weekeinde bij de eerstejaars espoirs, gehuld in het shirt van het ambitieuze Be-One/Vredestein/Ten Tusscherteam. "Ik ben positief ingesteld’, zegt De Boer. "Aan de top is het momenteel misschien even wat minder, er zijn genoeg prachtige ontwikkelingen. Zo wordt er gewerkt aan de realisatie van een MTB-parkoers op recreatiegebied Het Hulsbeek. En in de regio Twente heb je verschillende teams."
Bij de wielrenunie (KNWU) zijn er ook geen zorgen over een verminderde belangstelling voor het mountainbiken. Sinds jaar en dag schommelt het aantal licentiehouders rond de 850, met een uitschieter in 1998 (904). Wie kennis wil maken met het rijden van een mountainbikewedstrijd kan terecht in de Funklasse. Voor die categorie worden jaarlijks nog eens ruim 950 ledenkaarten verstrekt.
Het rossen op een rijwiel door bos en hei stelt de KNWU wel degelijk voor problemen. Het valt immers niet mee om locaties te vinden, waar het is toegestaan een MTB-wedstrijd te houden. De fraaiste, heuvelachtige stekjes zijn vaak streng verboden terrein. Zo verdwenen de mountainbikeritten in Rheden en die op de Lemelerberg van de kalender.
"Het handhaven van wedstrijden in onze grootste zorg’, zegt Egon van Kessel, de coördinator off-road van de KNWU. "Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten zijn niet happig op wedstrijden in natuurgebieden. Een veldtoertocht is nog tot daar aan toe, aangezien de deelnemers op de paden blijven fietsen. Bij een wedstrijd komt er doorgaans publiek. En daar wringt de schoenen. De mensen rijden met de auto het terrein op en banjeren soms dwars door het gebied. We proberen nu met Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten tot een protocol te komen, waarin we met elkaar afspreken wat wel en niet kan in bepaalde streken."
Volgens Van Kessel is er een verschuiving gaande van natuurgebieden naar voormalige vuilnisbelten. "Die ontwikkeling heeft ook gevolgen voor de coureurs’, legt Van Kessel uit. "Door de relatief eenvoudige parkoersen gaat de techniek van de rijders achteruit." Om aansluiting te houden met de buitenlandse concurrentie, zwerven de toprenners veelvuldig uit naar het buitenland. Kostbare escapades, maar aangezien het mountainbiken de olympische status heeft, wordt er niet op een eurocent gekeken. Sterker, er wordt stevig geïnvesteerd. Cijfers wil Van Kessel niet noemen. Wel maakt hij een vergelijking: "We stoppen er drie keer zoveel geld in als in de wegsport."
Ondanks de financiële inspanningen van de KNWU nemen steeds meer mountainbike kopstukken de wijk naar andere disciplines. Zo maakt Gerben de Knegt goede sier in het veldrijden en toppers als Bas van Dooren (Bankgiroloterij), Cadel Evans en Miguel Martinez (Mapei) kozen voor de weg. Uit deze regio gingen Bram Tankink (Domo-Farm Frites) en Joost Posthuma (Rabobank amateurs) hen voor.
Voor Posthuma liggen de zaken simpel. "Ik ben met moutainbiken begonnen na de Olympische titel van Bart Brentjens in 1996. Toen ik een paar jaar later aardig mee bleek te kunnen, stond voor mij vast dat ik prof wilde worden. Maar in het mountainbiken was toen de neergang qua grote ploegen al ingezet. Als je nu ziet dat Bas van Dooren, twee jaar geleden nog tweede in de World Cup, geen ploeg meer kan krijgen en in Nederland alleen Brentjens met zijn gigantische erelijst nog een boterham kan verdienen, dan is dat toch duidelijk."
"Dat baart ons ook zorgen’, aldus Van Kessel. "Er is in de top minder geld. Het gros van de mountainbike sponsors zijn fabrikanten van materiaal, branche-eigen sponsors. Die markt is inmiddels verzadigd."
De regio Twente lijkt een uitzondering, met vier min of meer professionele teams. Die houden de sport voor talenten betaalbaar. Want afgezien van een koers in Holten (15 september) maken de renners de nodige kilometers om wedstrijden te kunnen rijden. De OWC rijdt de jeugd met twee busjes naar de wedstrijden. "Nee, zo slecht gaat het nog niet met onze sport. Dat lijkt alleen maar zo, omdat alle aandacht uitgaat naar de top. Deze sport is geenszins op z’n retour."