HOFSTADE - Wielrenner Thijs Al had zojuist met veel zichtbare overtuiging live voor de televisiecamera verteld hoe ongelooflijk zijn derde plaats in de wereldbekerveldrit van Hofstade aanvoelde, toen zijn vriendin Monica het interviewtentje kwam binnengestormd. Ze vloog hem om de nek. ’Ik hou van je’ was het eerste dat haar uit de grond van het hart te binnenschoot.
Na wat Thijs Al gisteren liet zien op het parkoers op het zanderige parkoers nabij Mechelen, zullen binnenkort heel veel meer mensen van hem gaan houden. „Het is goed dat hij er bij is gekomen“, zegt de oude meester Richard Groenendaal, die zich in Hofstade naar de negende plaats knokte. Ook hij zag vol verbazing hoe Al in de slotronde vanuit een achtervolgend groepje naar de ontsnapte wereldkampioen Erwin Vervecken trachtte te springen. „Alle voorgaande ronden had hij moeite met die ene zandstrook, nu vloog hij er doorheen.“
Al kreeg Vervecken niet meer te pakken en op de meet pakte de Tsjech Peter Dlask hem op de streep nog de tweede plek af, maar de Nederlander maalde daar na afloop geen seconde om. „Ik dacht alleen maar: je ’pakt’ hier in het podium. Ongelooflijk.“ Na afloop wilde heel Vlaanderen weten wie deze man was die in de finale van de bloedstollend spannende cross Sven Nys en Bart Wellens uit het wiel had gereden. „Ik kom uit het mountainbiken“, dreunde de 26-jarige in Arnhem wonende Noord-Hollander het begin van zijn doopceel op.
Na de Olympische Spelen van Athene (2004) zocht Al bij gebrek aan sponsors zijn heil in het veldrijden. Vorige winter proefde hij eraan, dit seizoen zette hij voor het eerst alles op de cyclocross. In Gieten liet hij al enigszins zien waartoe hij in staat is. De doorbraak volgde gisteren. „Ongelooflijk“, zei hij steeds weer.
Overtuigd
In feite is Thijs Al zelf de laatste die nu overtuigd is van zijn kwaliteiten. „Anderen vertelden me al hoe ongelooflijk hard ik in het veld kan fietsen. Gerben de Knegt zegt al een tijdje: wat ik kan, kun jij ook. Na vandaag geloof ik hem.“ Al traint iedere woensdag met Groenendaal en De Knegt. „Hij heeft veel bijgeleerd, maar hij moet ook nog altijd een hoop leren“, zegt Groenendaal. Al beaamt het. „Vooral technisch kan het nog veel beter.“
Die achterstand breekt hem vaak op in de beginfase. „Ik kan bij de start nog niet goed mee met de besten. Steeds wordt ik ergens opgehouden. Of ik maak zelf een foutje, of ik word opgehouden door renners die voor me een foutje maken.“ Zo ook gisteren. „Het lijkt of ik even op stoom moet komen, maar dat is het dus niet. Het duurt even voor ik al die groepje voor me gepasseerd ben.“
Bijzondere cross
In de tweede helft van de cross sloot Al aan bij de voorste groep. „Ik schoof direct door naar de kop om me niet nog een keer te laten verrassen. Ik ga niet meer terug naar het mountainbiken. Deze wereld is zoveel mooier en groter. Kijk naar deze massa. Als Sven Nys al zegt dat het erg druk is, moet dit een bijzondere cross zijn. Op het podium zag ik al die mensen staan. Dan droom je vanzelf weg. In deze sport ben ik iemand. Zelfs de Belgen roepen mijn naam al. In het mountainbiken heeft nog nooit een buitenlander me met mijn naam aangemoedigd.“
Eigenlijk moet Thijs Al nu alleen nog het grote geld ontdekken. Hij is een van de vele renners die voor weinig startgeld hun rondjes rijden. „Voor minder dan 500 euro“, geeft hij aan. Ook hier maalt hij nog niet om. „Als topper in het mountainbike moet je gewoon 12 tot 15 euro startgeld betalen. Dan vind je hier alles wat je krijgt mooi meegenomen.“ GPD